10 september 2021 – Maryam Akbari Monfared zit al 12 jaar in de gevangenis. Zij wordt vastgehouden in wrede en onmenselijke omstandigheden omdat zij niet bereid is de schendingen van de mensenrechten en de massa-executies in Iran zwijgend te aanvaarden.

Maryam Akbari Monfared eist gerechtigheid voor de slachtoffers van de massa-executies van politieke gevangenen in Iran: vier van haar broers en zussen (foto’s rechts) behoren tot de executieslachtoffers.

Politiek gevangene Maryam Akbari Monfared zit al 12 jaar ten onrechte in de gevangenis. In maart 2021 werd zij onder dwang en met geweld overgebracht van de Evin-gevangenis in Teheran naar het detentiecentrum in de provinciestad Semnan, op meer dan 200 km van haar geboortestad Teheran en haar familie.

De omstandigheden in de gevangenis van Semnan zijn onmenselijk. Maryam Akbari Monfared wordt daar samen met drugsverslaafde gevangenen vastgehouden in de slechtste hygiënische omstandigheden. De verspreiding van Covid-19 is er ook een punt van zorg, aangezien nieuwkomers niet worden geïsoleerd en gevangenen niet worden voorzien van ontsmettingsmiddelen en maskers.

De gedwongen overplaatsing van Maryam Akbari Monfared is in strijd met zowel het internationale als het Iraanse recht, dat voorschrijft dat gevangenen zoveel mogelijk in gevangenissen dicht bij hun woonplaats moeten worden ondergebracht. Het openbaar ministerie en de gevangenisleiding hebben geweigerd haar familie enige reden te geven of uit te leggen wie de opdracht tot overplaatsing heeft gegeven.

De gedwongen overplaatsing naar Semnan is een strafmaatregel tegen Maryam Akbari Monfared. De rechterlijke macht van het regime beschuldigt haar ervan te protesteren tegen schendingen van de mensenrechten in Iran, zelfs vanuit de gevangenis. Om de gevangene nog meer te straffen, is bezoek van haar familie sinds juni 2021 niet meer toegestaan.

De 44-jarige moeder van drie dochters zit sinds 2009 in de gevangenis. Zij lijdt onder meer aan reumatoïde artritis en een schildklieraandoening. Ondanks talrijke verzoeken is haar nooit een gevangenisonderbreking of een medische behandeling buiten de gevangenis toegekend.

Maryam Akbari Monfared is een tegenstander van de doodstraf en roept op tot een officieel onderzoek naar de massa-executies van duizenden politieke gevangenen in Iran sinds de jaren tachtig. Vier van haar broers en zussen behoren tot de executieslachtoffers.

In mei 2010 werd Maryam Akbari Monfared veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf. De haar opgelegde straf was onder meer gebaseerd op het feit dat zij contact had gehad met familieleden die behoorden tot de Iraanse verzetsbeweging tegen de dictatuur.

Amnesty International heeft een Dringende Actie gestart om aandacht te vragen voor de situatie van Maryam Akbari Monfared en eist haar onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating. In afwachting van haar vrijlating moet onmiddellijk een einde worden gemaakt aan haar onveilige opsluiting in de gevangenis van Semnan en moet zij regelmatig toegang krijgen tot haar familie. Voorts moet ervoor worden gezorgd dat alle gedetineerden in de gevangenis van Semnan op humane wijze worden behandeld, overeenkomstig het internationaal recht en de internationale normen. Hun medische verzorging en fatsoenlijke sanitaire omstandigheden moeten worden gegarandeerd.

De dringende actie stelt onder andere:

De overbrenging van Maryam Akbari Monfared naar de gevangenis van Semnan maakt deel uit van een bredere verontrustende tendens die door de speciale VN-rapporteur over de mensenrechtensituatie in Iran is gedocumenteerd, namelijk dat “mensenrechtenverdedigers voor straf worden overgebracht naar verafgelegen gevangenissen, ver van hun families”. In zijn rapport van 16 juli 2021 merkte de Speciale Rapporteur met bezorgdheid op dat mensenrechtenverdedigers “Sepideh Qoliyan en Atena Daemi respectievelijk op 10 en 16 maart 2020 van de vrouwenafdeling van de Evin-gevangenis werden overgebracht naar afgelegen gevangenissen in de provincies Bushehr en Gilan … Golrokh Iraee werd op 24 januari 2021 overgebracht van de Qarchak-gevangenis naar de Amol-gevangenis.”