19 november 2021 – Internationale oproep: de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN wordt opgeroepen op te treden ten behoeve van de christenen in Iran wier recht op vrijheid van godsdienst, overtuiging en meningsuiting op grote schaal wordt geschonden.
Het regime in Iran gaat door met de systematische vervolging van christenen. Half november werden vijf voormalige moslims daar opnieuw gevangen gezet omdat zij het christelijk geloof hadden aanvaard en met andere christenen in huiskerken bijeenkwamen om te aanbidden. Bij deze gelegenheid heeft de interkerkelijke christelijke hulporganisatie Open Doors zich samen met andere organisaties tot de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de VN gewend en gevraagd om in Iran een onderzoek in te stellen naar de situatie van de godsdienstvrijheid voor christenen. Met name het probleem van het gebrek aan mogelijkheden voor samenkomsten wordt aan de orde gesteld.
In een rapport van Open Doors van 12 november 2021 staat o.a.:
“De brief is behalve door Open Doors nog door negen andere christelijke organisaties ondertekend en is gericht aan de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN, Michelle Bachelet. Zij dringen er bij haar op aan om namens de Perzisch sprekende christenen “tussenbeide te komen namens de christenen in Iran wier recht op vrijheid van godsdienst, overtuiging en meningsuiting op grote schaal wordt geschonden omdat zij momenteel geen plaats hebben om bijeen te komen voor de eredienst”.

De drie Iraanse bekeerlingen Milad Goodarzi, Amin Khaki en Alireza Nourmohamadi (op de foto van links naar rechts) werden elk veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf enkel en alleen vanwege hun christelijke geloof.
Momenteel zijn er in Iran nog slechts vier Perzisch-talige kerken waar godsdienstoefeningen worden gehouden. Zij worden streng gecontroleerd en mogen geen bezoekers of nieuwe leden toelaten. Hetzelfde geldt voor kerken van etnische minderheden, die bovendien alleen diensten in hun eigen taal mogen houden. Dit dwingt alle andere Perzisch sprekende christenen om bij elkaar te komen in hun huizen. De Iraanse regering beschouwt dit echter als een vijandige daad “tegen de nationale veiligheid” en onderneemt dienovereenkomstig actie tegen de christenen. Als gevolg daarvan worden zij geconfronteerd met pesterijen, invallen, arrestaties, boetes en gevangenisstraffen.
Het ontzeggen van de toegang tot gebedshuizen is een schending van artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, waarin het recht op vrijheid van godsdienst wordt beschreven; Iran is een van de ondertekenaars.
Wijzigingen in het wetboek van strafrecht worden van kracht
De drie Iraanse bekeerlingen Amin Khaki, Milad Goodarzi en Alireza Nourmohammadi uit Fardis, in de buurt van de hoofdstad Teheran, moesten zich op 10 november in de gevangenis melden om te beginnen aan hun straffen van drie jaar. Zij worden beschuldigd van “het voeren van propaganda die op een afwijkende manier onderricht geeft tegen de heilige godsdienst van de Islam” vanwege hun christelijke activiteiten. De aanklachten zijn gebaseerd op wijzigingen in het wetboek van strafrecht die in februari door de Iraanse president zijn uitgevaardigd. Rechtenactivisten hadden ervoor gewaarschuwd dat de wijzigingen van de artikelen 500 en 499 van het wetboek van strafrecht de religieuze minderheden, waaronder de christenen, nog meer in gevaar zouden brengen.
Twee andere christelijke bekeerlingen, Sasan Khosravi en Habib Heydari, moesten op 11 november naar de Bushehr-gevangenis terugkeren om de rest van hun straf van een jaar uit te zitten wegens “propaganda tegen de staat door het bevorderen van het christendom” op grond van artikel 500.
Op de wereldvervolgingsindex van 2021 staat Iran op de 8e plaats van landen waar christenen het meest om hun geloof worden vervolgd”.