5 september 2017 – Amnesty International lanceerde maandag een campagne waarmee een oproep wordt gedaan aan het Iraanse regiem : “houdt onmiddellijk op met het verwoesten van een massagraf in de zuidelijke stad Ahvaz”.

Tenminste een twaalftal politieke gevangenen, die ter dood werden gebracht gedurende de golf van standrechtelijke executies in augustus en september 1988, zijn in dit graf begraven.
Een filmpje van Amnesty International laat zien dat de plek langzamerhand wordt bedekt met stapels bouwafval van een bouwplaats die naast het graf werd begonnen eerder dit jaar.
“Het bulldozeren van het massagraf in Ahvaz zal belangrijk forensisch bewijsmateriaal vernietigen, dat kan worden gebruikt om hen die verantwoordelijk zijn voor de standrechtelijke executies in 1988 voor het gerecht te brengen.  Het berooft ook de families van de slachtoffers van hun recht op de waarheid, gerechtigheid en genoegdoening, waaronder het recht om hun geliefden in waardigheid te begraven. Door zich aan te sluiten bij de campagne van Amnesty International kunnen mensen helpen de druk op de Iraanse autoriteiten op te voeren om de op handen zijnde verwoesting van de plaats te stoppen,” zei Philip Luther, Amnesty International’s directeur Onderzoek en Advocatuur voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika.

Hij voegde er aan toe: “In plaats van het ontheiligen van het massagraf met bergen afval en het doorgaan met het vervolgen van families, alleen omdat zij de gedachtenis aan hun geliefden in ere willen houden, zouden zij hun plicht moeten doen om de plaatsen van de massagraven te beschermen, zodat onderzoek kan worden gedaan naar de standrechtelijke terechtstellingen van 1988 en andere massaslachtingen.”

Amnesty International roept mensen op zich bij de campagne aan te sluiten door het onderschrijven van de hashtag #MassGraves88 op de sociale media.

Het Iraanse regiem liet meer dan 30000 politieke gevengenen terechtstellen, de meeste ervan waren activisten vanuit de belangrijkste Iraanse oppositie, d.m.v. een fatwa van Khomeini uit juli 1988.

De slachtoffers werden in geheime massagraven begraven. De slachting van 1988 werd beschreven als de meest afschuwelijke misdaad in de geschiedenis van de Islamitische Republiek door wijlen Hossein-Ali Montazeri, in die tijd de beoogde opvolger van Ruhollah Khomeini, de stichter van het regiem.
Veel van de aanstichters van deze misdaad bevinden zich thans op hoge posities in het regiem.

Hassan Rouhani, de president van het Iraanse regiem en veel van zijn kabinetsleden  bekleedden in 1988 belangrijke posities en waren zich terdege bewust van het bloedbad. Een aantal was ook nog eens actief in het proces, en inderdaad Rouhani’s Minister van Justitie in zijn eerste regeringstermijn, Mostafa Pour-Mohammadi, was een van de vier leden van de Commissie des Doods in Teheran.

Een maand geleden werd Pour-Mohammadi vervangen door Alireza Avaie. Deze vervulde een overeenkomstige rol in de Commissie des Doods in de provincie Khuzestan, dezelfde provincie waar een massagraf wordt verwoest.

Een paar dagen na zijn vervanging, op bevel van Ali Khamenei, werd Pour-Mohammadi benoemd tot adviseur van Sadegh Larijani, het hoofd van de rechtelijke macht van het Iraanse regiem.