In zijn recente rapport over de situatie in Iran eist VN-secretaris-generaal António Guterres de vrijlating van politieke gevangenen, onder wie journalisten, mensenrechtenactivisten en advocaten, die uitsluitend gedetineerd zijn wegens de geweldloze uitoefening van het recht op vrijheid van meningsuiting.
VN-secretaris-generaal António Guterres publiceerde op 31 oktober zijn halfjaarlijkse rapport over de mensenrechtensituatie in Iran. Daarin bericht António Guterres over de aanhoudende ernstige mensenrechtenschendingen door het regime in Teheran. Het opleggen van de doodstraf, zelfs tegen minderjarigen, blijft in hoge mate doorgaan. De Verenigde Naties ontvingen ook talloze meldingen van marteling, wrede, onmenselijke en vernederende straffen, willekeurige detentie en oneerlijke processen. De aanhoudende discriminatie van vrouwen en de vervolging van leden van religieuze en etnische minderheden in Iran zijn eveneens zorgwekkend.
Mensenrechtenverdedigers in Iran: slachtoffers van vervolging en onwettige gevangenschap
De secretaris-generaal wijst in het bijzonder op de vervolging en onwettige detentie van mensenrechtenverdedigers in Iran. Mensenrechtenverdedigers, advocaten, studenten, vrouwenrechtenactivisten en vakbondsmensen worden volgens het rapport nog steeds blootgesteld aan zware beperkingen en door Revolutionaire Rechtbanken veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. De processen bij deze rechtbanken worden gekenmerkt door systematische schendingen van de regels voor een behoorlijk en eerlijk proces. Advocaten die politieke gevangenen en andere slachtoffers van mensenrechtenschendingen verdedigen worden vervolgd. Abdolfattah Soltani, een prominente mensenrechtenadvocaat, werd met 13 jaar gevangenis gestraft, en ook andere advocaten worden door inlichtingen- en veiligheidsdiensten vervolgd en ondervraagd.
In zijn verslag wijst de secretaris-generaal van de VN met name op de illegale detentie van de de Iraanse mensenrechtenverdedigers Arash Sadeghi, Golrokh Ebrahimi, Atena Daemi, Ismail Abdi en Abdolfattah Soltani.
António Guterres vermeldt verder dat de mensenrechtenactivisten Narges Mohammadi, Arash Sadeghi, Atena Daemi, Golrokh Ebrahimi Iraee, Saeed Shirzad en Ali Shariat en diverse milieu- en burgerrechten activisten in Iran gevangen zitten vanwege hun inzet voor de mensenrechten. Hij is diep bezorgd over de gezondheid van sommige van deze gevangenen, de voorwaarden van hun gevangenisstraf en het systematisch onthouden van medische zorg. Arash Sadeghi verkeert als gevolg van zijn lange hongerstaking en het onthouden van passende medische zorg in een levensbedreigende situatie. De gevangene is naar verluidt door Revolutionaire Garde bedreigd dat hij niet levend meer uit de gevangenis zou komen.
In het rapport staat verder dat Ismail Abdi, voormalig secretaris van de Iraanse vakvereniging voor leraren, in juli werd teruggebracht naar de Evin gevangenis in Teheran om de rest van zijn straf van zes jaar zitten, hoewel hem door een vertegenwoordiger van justitie een langer gevangenisverlof was toegezegd. Abdi werd door de Revolutionaire Garde Inlichtingendienst in juni 2015 gearresteerd nadat het hem was verboden uit Iran te vertrekken voor een internationale lerarenconferentie in Canada. In februari 2016 werd hij tot zes jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens zijn vreedzame inzet voor de rechten van leerkrachten.
De Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN ontving volgens het rapport een groot aantal klachten van familieleden van slachtoffers van de executies die in 1988 plaatsvonden. Mensenrechtenactivisten, waaronder Mansoureh Behkish, Maryam Akbari-Monfared en Raheleh Rahemipour, die op zoek zijn naar waarheid en gerechtigheid voor de slachtoffers van de massa-executies de jaren ‘80, worden geïntimideerd en vervolgd.
De secretaris-generaal roept het Iraanse regime in zijn verslag dringend op om ervoor te zorgen dat mensenrechtenactivisten, advocaten en journalisten veilig hun werk kunnen doen zonder vrees voor arrestatie en vervolging. Hij eist verder dat de politieke gevangenen, onder wie journalisten, mensenrechtenactivisten en advocaten, die uitsluitend gedetineerd zijn wegens het geweldloos uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting, worden vrijgelaten.