April 2021 – In december 2020 veroordeelde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Iran voor de 67ste keer voor grove mensenrechtenschendingen, op basis van een resolutie die op initiatief van de meeste Europese landen was voorgelegd. Op 23 december 2019 berichtte Reuters dat “tenminste 23 kinderen weden gedood” in november 2019. Het dodenaantal was aan Reuters vrijgegeven door drie ambtenaren van het Iraanse ministerie van Binnenlandse Zaken. Nog eens duizenden werden gearresteerd tijdens de protesten tegen het regime.
Amnesty International publiceerde in haar rapport van maart 2020 nieuw bewijs , dat “tenminste 23 kinderen werden gedood door veiligheidstroepen”. Daarnaast vermeldde Amnesty in haar uitgebreide rapport in september 2020 “massa-arrestaties, verdwijningen en martelingen sinds de protesten van november 2019.”
De keerzijde van de medaille van de binnenlandse onderdrukking is de export van terrorisme tegen de oppositie in het buitenland.
De Iraanse ambassadeur en drie diplomaten werden Albanië uitgewezen en nog eens drie diplomaten werden door Frankrijk en Nederland uitgewezen, voor hun betrokkenheid bij terroristische daden tegen de oppositie. In de zomer van 2018 werd Assadollah Assadi, een Iraanse diplomaat die een aanslag beraamde op de bijeenkomst met tienduizenden deelnemers van de oppositie in een voorstad van Parijs, gearresteerd door de Duitse politie en uitgeleverd aan België. Als het plan voor de aanslag niet was ontdekt en verhinderd, zou er een groot aantal slachtoffers zijn gevallen onder de deelnemers.
Op 4 februari 2021 veroordeelde de Belgische rechtbank, na twee en een half jaar van onderzoek en rechtszaken, Assadi tot 20 jaar gevangenisstraf en zijn drie handlangers tot 15 tot 18 jaar. Volgens de uitspraak werd deze grote terroristische operatie gecoördineerd door Iran, werd de bom in Teheran vervaardig en getest en vervoerde Assadi hem naar Europa per diplomatieke post op een gewone lijnvlucht.
Een Europese rechtbank heeft geen twijfel over laten bestaan over de terroristische bedoelingen van het Iraanse regime en het gebruik van haar ambassades en diplomaten voor dit doel. Daarom moet de Europese Unie haar Iran-beleid grondig herzien. In het bijzonder:
- Stel aan alle economische en handelsrelaties met de Islamitische Republiek Iran de voorwaarde van verbetering van de mensenrechtentoestand in Iran, beëindiging van terroristische activiteiten van het regime op Europese bodem, beëindiging van de illegale nucleaire- en raketprogramma’s, en beëindiging van de oorlogszuchtige activiteiten in de regio. Dit zijn elementen van het integrale beleid van Iran, dat vrede en veiligheid in de regio en in Europa in gevaar heeft gebracht.
- Wijs de Islamitische Revolutionaire Garde en het Ministerie van Inlichtingen en Veiligheid (MOIS) aan als terroristische organisaties en wijs agenten en huurlingen uit, die zich vermommen als diplomaten, journalisten of zakenlieden. Sluit de centra die terrorisme en fundamentalisme promoten, onder de dekmantel van religieuze of culturele instituten. De asielzoekersstatus en het burgerschap van MOIS-agenten en -huurlingen in Europese landen moeten worden ingetrokken.
- Schaal de diplomatieke betrekkingen met Iran af. Sluit ambassades en consulaten in Europa als Iran zich niet committeert aan het beëindigen van terrorisme in Europa.
- Stel de leiders van het Iraanse regime en de Minister van Buitenlandse Zaken aansprakelijk voor het feit dat het ministerie, de ambassades en diplomaten waren betrokken bij de voorbereiding van grootschalige terroristische aanslagen.
Ondertekenaars, (voormalige) leden van het Europees Parlement:
Matteo Adinolfi, Italië
Benoît Biteau, Frankrijk
Franc Bogovič, Slovenië
Derk Jan Eppink Nederland
Gianna Gancia, Italië
Ljudmila Novak, Slovenië
Stanislav Polčák, Tsjechië
Ivan Štefanec, Slovakije
Hermann Tertsch, Spanje
Ruža Tomašić, Kroatië
Romana Tomc, Slovenië
Milan Zver, Slovenië